vrijdag 27 oktober 2017

Renate Dorrestein-Reddende engel

Recensie door Roosje
Uitgeverij Podium B.V.


Tegendraads


Op de vlucht voor de leegte in haar huis raakt Sabine verdwaald in Zuid-Limburg, net zoals Dante in het donkere woud in het midden van zijn leven*. Ook Sabine is de weg kwijt, letterlijk en figuurlijk: onweer, een lege benzinetank, een vrijwel lege telefoon en geen oplader, bovendien geen gps-ontvangst, een duister huis, een oude hoeve in-the-middle-of-nowhere, vreemde meisjes, die haar wegjagen, maar ze kan niet weg. Elementen voor een griezelverhaal of een boze droom. Sabines man heeft haar ingeruild voor een veel jongere vrouw, logisch dat Sabine niet weet waar ze het moet zoeken. Dat wil ze niet toegeven, anders dan Dante, en ze denkt dat ze op zoek is naar authentieke B&B-locaties; dat is haar werk, een soort makelaar. - Ik vond dat beroep wel een beetje ver gezocht, maar ala.-

De omstandigheden en haar angst voor haar lege huis dwingen haar ter plekke te blijven. Ze maakt kennis met de familie Gilessen: oma Adelheid, Maman genoemd, haar zoon Ennis, weduwnaar, en zijn dochters Madeleine, Maddie, van rond de twintig jaar en Livia, rond de elf jaar. Zij runnen in arren moede een boerenbedrijf, dat al generaties in de familie is en wonen in een oude, vervallen hoeve in vakwerkstijl.

Sabine raakt in de ban van deze familie, deels omdat ze niets anders te doen heeft en deels omdat zich koestert in een hechte familie op zoek naar intimiteit en zingeving. Er gebeuren vreemde zaken in deze familie en niemand lijkt te zijn voor wie hij zich uitgeeft. Sabine raakt verstrikt in hun familiegeheim en ze lijkt enigszins de rol van Rebecca van Du Maurier opgedrongen te krijgen. Er was voor haar ook al een vrouw geweest in een vergelijkbare situatie.

Er lijkt voortdurend sprake te zijn van een spookverhaal, een ‘gothic story.’ Dorrestein gaat er vanaf het begin met gestrekt been in met alle vertoon van griezeligheid: verdwaald raken, onweer, lege telefoon, lege benzinetank, geen zicht, oude vervallen boerderij met een enkele lichtje in een venster dat meteen ook weer uitdooft, een meisje dat zegt dat ze hier direct weg moet, maar dat kan de hoofdpersoon niet: ‘stuck in the middle of nowhere’ als zij is. Ook verderop in het verhaal zijn er spookelementen, een gebroken spiegel, een val van de trap, thuisonderwijs van Livia. Er is een geheimzinnige verdwijning in het verleden geweest, er zijn familieleden die elkaar tegenspreken, er is een gebroken spiegel, er is een koude en donkere kelder, er is een onvrijwillige opsluiting, er is een valse hond, er is een moord of misschien nog meer...

Dorrestein rolt allerlei rode draadjes uit, als verschillende draden van Ariadne in een duister doolhof.

Vanaf het begin was ik erop gespitst dat Dorrestein me een rad voor ogen zou draaien, dat ze me op het verkeerde been zou zetten. Dat was ook zo, maar minder heftig dan ik had verwacht. Aan het eind van het verhaal bleef ik enigszins teleurgesteld achter met in de hand nog steeds een bundeltje losse draadjes.

Er was geen sprake - niet echt - van ‘the mad woman in the attick’ (vrij naar Marja Pruis), of een ‘Jekyll and Hyde’-perspectief. Ook het bovennatuurlijke, het sublieme dat vaak in gothic novels een belangrijke plaats heeft is niet aanwezig. Ik citeer uit wikipedia: ‘Typisch wordt een wellusteling tegenover een vervolgde maagd geplaatst, waarbij de schurk aangetrokken wordt door de zuiverheid van zijn slachtoffer, terwijl de onschuldige heldin van haar kant gefascineerd geraakt is door het dierlijke van haar overweldiger. Een bijzondere rol is weggelegd voor het bovennatuurlijke, dat als helper of tegenstander in het verhaal optreedt, bijvoorbeeld in de figuur van een spook. Soms wordt de afloop van het verhaal bepaald door de strijd tussen de machten van Goed en Kwaad die zich voltrekt boven de hoofden van de machteloze menselijke personages. Hier wordt in feite dan de techniek van de deus ex machina toegepast die reeds populair was in het oude Griekse theater.’

Door mijn hoofd ging eveneens het ‘boze-droom-concept’. Omdat de zaken zo onafgewikkeld achterblijven, is er misschien sprake van een droom, een boze droom die Sabine heeft in het door noodweer geteisterde Zuid-Limburg. Op p 244 zegt Maddie tegen Sabine: 'Ik denk dat je dat gedroomd hebt, Sabine!' Weliswaar gaat dat over het verbranden van haar kleren, maar zo aan het einde van het boek kun je het waarschijnlijk wel op hoger niveau trekken. Val- en vliegelementen - het vallen of geduwd worden van een trap, de Reddende Engel die vliegt-,  opgesloten worden in een donkere kelder, moeten plassen en geen wc in de buurt hebben,  je unheimisch voelen en geen hoogte kunnen krijgen van de personen om je heen, en dat alles in een verhaal dat een beetje onsamenhangend, een beetje ‘fuzzy’ is, veel losse draadjes - dat kan beslist duiden op een boze droom.

Toch is ook dit niet het geval vermoed ik; daarvoor is er een aantal personages dat stevig met beide benen op de grond staat, zoals de hartelijke B&B-houdster Hieke van Stine en de pedagoge van jeugdzorg Irma: moeder en dochter. Wel ontwaakt Sabine aan het eind in zekere zin uit een boze droom, maar dan overdrachtelijk: ze heeft het Vincent, haar overspelige man, vergeven.

Eerder lijkt het begin met verdwalen en onweer en dergelijke te duiden op de geestesgesteldheid van Sabine. In oudere literatuur wordt dit fenomeen wel aangeduid als ‘Natureingang’. De natuur is een directe projectie van de psychische gesteldheid van de hoofdpersoon. Sabine is erg van slag, al wil ze dat zelf niet echt toegeven. Ze is op zoek naar een nieuwe identiteit. Ze was een getrouwde vrouw, ze waren met zijn tweeën en nu is nog maar alleen, nu is nog maar de helft van wat ze was**. Aan het eind aanvaardt ze haar lot. Dat einde komt wel een beetje abrupt.

Dorrestein is beroemd om haar (licht) ironische, heldere zinnen en prachtige passages. Heel grappig was de sms-tsunami waarin Sabine Vincent probeert te verzuipen, en de wijze waarop zij zich vastklemt aan zijn broekspijp. Het grappige zit hem in Dorresteins beschrijving daarvan. Grappig op een pijnlijke wijze natuurlijk. Terwijl je dit leest hoop je van harte dat je zoiets zelf nooit zal doen, dat je meer dan Sabine je waardigheid zal kunnen behouden.

Ik koos de volgende passage als voorbeeld van mooie zinnen en mooie overdenkingen uit, op pagina 248:

''We wachten rustig af,' zei Madeleine bezwerend. [op de terugkomst van Ennis en Livia, rdv, en dat ‘bezwerend’ had er van mij niet bij gehoeven.] Dus dat deden we. We wachtten terwijl we de kist beschilderden, we wachtten terwijl we daarna de geit verweidden, in de kas de eerste spinazie plukten en de bedden in de moestuin wiedden. We wachtten terwijl we een brood bakten, en voor de zekerheid toch ook nog maar een tweede. Want al die tijd dat we wachtten, ging het leven gewoon door en stelde eisen aan ons, als een klein kind of een zieke die op eigen kracht amper iets kan. Wachten is maar ten dele een staat van zijn. Je kunt er een hoop naast doen.


Dit stukje doet me op de een of andere wijze denken aan de gevleugelde woorden van John Lennon: ‘Life is what happens to you when you’re making (other) plans.’ (Overigens is dit mijn parafrase, rdv) Het is een beetje een zen-wijze van naar het leven kijken. Geen moeilijke filosofische constructies of ingewikkelde plannen. Doe gewoon wat je moet doen en de voldoening komt vanzelf. Maak je geen zorgen om je identiteit, om wie je bent of wie je zou moeten zijn. Schil de aardappels, doe de vaat, pluk de kip. Dan word je gelukkig.

Misschien zit daar de crux van het hele verhaal: gewoon doen wat je moet doen, dat is het. En heel misschien is dat nu ook de ‘staat van zijn’ van Renate zelf. Ziek en niet beter kunnen worden: doe wat je moet doen, dan is het goed; er is immers geen andere ontsnapping meer mogelijk. Ik geef toe, dat laatste is wel behoorlijk ‘hineininterpretieren’. Maar zelf kreeg ik het niet helemaal uit mijn hoofd terwijl ik dit boek las: dat Renate ziek is en niet meer beter wordt, en dat dit misschien haar laatste boek is.

Ondanks prachtige passages, zoals hierboven, was ik niet helemaal tevreden aan het eind van het boek. Ik heb me te veel op mijn hoede gevoeld tijdens het lezen, vooruitziend naar een onverwachte ‘switch’, die niet kwam, niet echt.

In geen van de personages kon ik me inleven. Sabine is een vrouw die mij niet helemaal helder voor de geest wil komen. Een enkele keer vind ik dat wel. Ik begrijp dat ze van de ‘wap’ is en dat ze zich stort op de man Ennis. Dat psychologische aspect vind ik juist wel geloofwaardig. In het verlengde daarvan ligt de aantrekkelijkheid van het gezin. Het ligt voor de hand dat zij de meisjes ziet als een soort van surrogaat-dochters. Maar het feit dat zij door Ennis een reddende engel genoemd wordt - al geldt die kwalificatie niet zijn gezin en zijn huis - maakt haar zo week dat ze blijft terwijl ze op dat moment al kan ontsnappen.

Die hele Vincent, Sabines ex, is toch een karikatuur van zichzelf?  Een flapdrol. Wat mij betreft een ongeloofwaardig personage.

De afwikkeling van het verhaal hapert. De Ariadne-draadjes blijven slap in de hand liggen. Zelf zegt Dorrestein in een interview met de Volkskrant dat ze onzeker was over haar laatste boek, dat ze beschreef als zijnde los zand.
Compositorisch is het verhaal geen geheel. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een veel oudere roman van Dorrestein uit 1992 ‘Ontaarde moeders’, die ik hierna las om een vergelijking te kunnen maken. Deze roman is compositorisch een veel hechter geheel. Haar stijl is daar een stuk feller, net zo ironisch, zelfs wranger en aan de sarcastische kant.

Tegendraads is Renate en dat blijft ze.

* Ik ben bezig in Dantes Goddelijke Komedie, dus dan dringen zich af en toe wat vergelijkingen op. De beginwoorden van de Komedie zijn gevleugelde woorden geworden.

**Andere recente romans over dit thema: Rachel Cusk, Countouren; Transit; en een derde deel Nasleep. Op een heel andere wijze uitgewerkt. Ik ben fan van Rachel Cusk, maar velen in mijn omgeving zijn dat niet.

 

Als romancier debuteerde Dorrestein in 1983 met Buitenstaanders. Daarvoor was ze al bekend van haar columns in onder andere Opzij.

Naast vele romans schreef Renate Dorrestein twee autobiografische boeken.
-1988, Het perpetuum mobile van de liefde over haar ‘zelfmoordzusje’.
-1993, Heden ik over de ziekte ME die zich in 1991 bij haar aandiende.
De zelfmoord van haar zusje in 1979 is op haar persoonlijkheid en haar schrijverschap een grote invloed geweest, evenals de ziekte ME, die ruim tien jaar haar leven beheerste. Ze richtte in 1993 het ME-Fonds op ter bevordering van onderzoek naar ME/CVS. Het fonds moest door geldgebrek worden opgeheven in 2004.


In 1993 ontving Dorrestein de Annie Romeinprijs voor haar hele werk. Verder kreeg ze voor Een sterke man een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs, en een nominatie voor de Publieksprijs voor Een hart van steen. In 2002 werd Zonder genade genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Ook kreeg ze twee internationale nominaties.
In 1997 schreef ze op uitnodiging van de CPNB het Boekenweekgeschenk onder de titel Want dit is mijn lichaam en in 2008 het Boekenweekessay Laat me niet alleen.
Veel van haar boeken zijn vertaald. In veertien landen (o.a. de VS en Japan) zijn romans van Dorrestein verschenen.

Met haar werk Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor (2006) had Dorrestein een primeur: op haar initiatief was achterin reclame opgenomen van een product voor vrouwen in de overgang.

In september 2017 maakte Dorrestein bekend dat zij aan een ongeneeslijke vorm van slokdarmkanker lijdt.

Auteur: Renate Dorrestein
Genre: Literaire roman
Pagina's: 253
ISBN: 9789057598609
Uitgever: Uitgeverij Podium B.V.
Verschijningsdatum: september 2017

donderdag 26 oktober 2017

Hanneke Boonstra - Mijn Mata Hari


Beoordeling 5 sterren
Met dank aan Uitgeverij Passage


Een mythe leeft voort


Op 15 oktober 2017, was het honderd jaar geleden dat de Friese Mata Hari in Vincennes - nabij Parijs -  is geëxecuteerd, na een geheim proces waarin ze werd beschuldigd van spionageactiviteiten.

Uit overleveringsverhalen van haar tante is Hanneke Boonstra twintig jaar lang in de veronderstelling geweest dat ze familie zou zijn van Mata Hari. Ze kreeg het gevoel dat er iets niet klopte en samen met haar neef Steven is ze de archieven in Friesland ingedoken, met in haar hoofd de vraag waarom de naam Mata Hari voortleeft.

De uiteindelijke conclusie was dat Mata Hari van veel mensen familie was, behalve van haar. Toch begint Boonstra zich verbonden met haar te voelen en reist naar vele plaatsen waar Mata Hari haar voetstappen heeft achtergelaten. Ze spreekt met deskundigen, tal van schrijvers die over het icoon hebben geschreven, filmmakers en allerlei geïnteresseerden. Het uiteindelijke resultaat is dit fraaie en goed verzorgde boek.

Margaretha Zelle

Op 7 augustus 1876 wordt Mata Hari als Margaretha Geertruida Zelle geboren in Leeuwarden.

In 1895 trouwt ze met KNIL-kapitein Rudolph MacLeod en twee jaar later vertrekken ze met hun zoon Norman-John naar Java, waar later hun dochter Non wordt geboren. Norman-John overlijdt daar in 1899.

Het huwelijk strandt na acht jaar en Non blijft bij haar vader wonen, terwijl Zelle berooid naar Parijs vertrekt.

Parijs

In 'La ville lumière' - de lichtstad Parijs - verdient ze haar brood door in een circus en als schildersmodel te werken. Later zal ze haar exotische dansen gaan opvoeren, die haar een van de beroemdste vedettes maken van de Parijse belle époque . Op 13 maart 1905 neemt ze de naam Mata Hari * aan.

Journalisten van over de hele wereld speldt ze steevast een ander verhaal op de mouw. Ze raakt echter verstrikt in haar eigen fantasieën en leugentjes over onder andere haar adellijke afkomst.

Ze mist haar dochter, maar kan geen afscheid nemen van haar carrière en Parijs. Pas ik 1915 schrijft ze aan Non: ' Lieve Nonnie. Ik verlang erg je eens te zien. Ik heb er altijd zooveel moeite voor gedaan, maar het is nooit gelukt. Wil je mij het groote plezier doen me te ontmoeten. Dat is het eenige dat ik van je verlang.’
Helaas zal het er nooit meer van komen.

Vele minnaars passeren de revue, maar voor Mata Hari gaat het in 1917 gruwelijk mis. Ze wordt verdacht van spionage voor de Duitsers, aangehouden en in een donkere, vieze cel gegooid.
Wat volgt is een proces waarna de krijgsraad haar de doodstraf oplegt.

'Op de 15e oktober 1917 wordt ze voeg gewekt. Ze heeft goed geslapen, dankzij de dubbele dosis slaapmiddel die de gevangenisarts dr. Bizard haar had gegeven, voordat hij haar een goede nacht wenste. Ze zit op de rand van haar bed en kleedt zich zorgvuldig aan. Kousen, een grijze japon, lange handschoenen, halve laarsjes en een driekantige doek. Bizard biedt haar vlugzout aan. Ze slaat het af.
Ze lopen door een lange gang, waar de ratten tussen onze voeten doorschoten, schrijft Bouchardon later in zijn memoires.
De twaalf militairen leggen aan en schieten. Ze zakt in elkaar. Wachtmeester Petoy loopt naar haar toe en geeft haar het genadeschot.'

Brieven en foto's

Bij Lourens Oldersma vindt de auteur een collectie foto's ** en 21 brieven ***, geschreven door Margaretha Zelle in de periode 1903-1904. Uit dezelfde periode zijn er ook brieven die betrekking hebben op de relatie tussen Mata Hari en haar man. Dit alles stamt uit de periode ná de scheiding van tafel en bed in 1902 en vóór haar vertrek naar Parijs.
Het zijn de foto's die Mata Hari laten beseffen dat ze voordeel kan halen uit haar uiterlijk.

Conclusie

Wat voor de auteur eens is begonnen met een familieverhaal is uiteindelijk een prachtig boek geworden over een van de meest tot de verbeelding sprekende mythes van een icoon uit Friesland. Rijk geïllustreerd met prachtige foto's, ook in kleur. Voor- en achterin zijn plattegronden te vinden van Leeuwarden en Parijs met verwijzingen naar de belangrijkste plaatsen die Mata Hari tijdens haar leven heeft bezocht. Boonstra is in haar voetsporen getreden en heeft haar leven in kaart gebracht. Ze heeft met vele mensen gesproken die op de een of andere manier betrokken zijn bij Mata Hari en ze is er in geslaagd om een heel compleet plaatje van haar te creëren in tekst en beeld.

De verslagen die in dit boek zijn opgenomen verschenen eerder als blogs op de website van het Fries Museum in Leeuwarden. Hier is tot en met april 2018 de tentoonstelling te bezoeken: Mata Hari, de mythe en het meisje

Auteur

Voordat Mata Hari haar dagelijks bestaan begon te bepalen, was journalist Hanneke Boonstra werkzaam bij kranten, radio en tv, vooral in Groningen. Ze schreef voor persbureau Tammeling, was chef nieuwsdienst bij de Drents Groningse Pers, schreef columns voor regionale kranten - waaronder de Leeuwarder Courant - en werkte als verslaggever en presentator voor RTV Noord, waar ze daarna chef tv werd. Als hoofdredacteur van de Universiteitskrant gaf ze leiding aan de overgang van een papieren naar een digitale krant. Twee jaar geleden benaderde ze het Fries Museum voor het schrijven van (25) blogs over Mata Hari.
(bron: www.friesmuseum.nl)

*  Mata Hari is Maleis voor: 'oog van de dageraad'

**  De foto’s zijn in lage resolutie beschikbaar via http://www.friesfotoarchief.nl en de brieven via de Digitale Bibliotheek

***  De inleiding op de collectie en de inventaris zijn vanaf 15 oktober op http://www.archieven.nl

Mijn Mata Hari
Auteur: Hanneke Boonstra
Categorie: Non-fictie
Pagina's: 96
ISBN: 9789054523482
Uitgeverij Passage
Verschenen: oktober 2017

zondag 22 oktober 2017

Rosamund Young - Het geheime leven van de koe

Gastrecensie van Roosje
Beoordeling 3 sterren
Uitgeverij Atlas Contact


'Sympathieke koeienverhalen'

De familie van Rosamund Young heeft al zo’n 50 jaar - zo bereken ik even snel - een boerderij met veel, deels ruig land dat ongeschikt is voor landbouw met koeien vooral en ook paarden, schapen, varkens en kippen. Ze zijn zelfvoorzienend en werken biologisch-ecologisch. Het verschil tussen de begrippen biologisch en ecologisch wordt alsmaar schimmiger. De dieren krijgen een individuele en persoonlijke behandeling, veelal homeopathische geneesmiddelen, en vooral veel persoonlijk aandacht.

Een heel sympathiek boek is dit. Dat zal iedereen beamen. Young vertelt achter elkaar door - hoofdstukken, daar doet ze niet aan, bewust niet, want de vertelling gaat gewoon door als Sheherazade met haar vertellingen. Young vertelt van ‘haar’ dieren, en dat zijn voornamelijk koeien. Er zijn ook fantastische foto’s bij.

Heerlijk verhalen, en iedereen die huisdieren heeft -  want ik geloof dat er maar een gradueel verschil zit tussen je favoriete poes en een paar prachtige koeien -  zal ze met smaak en instemming lezen. Ik zou zeggen: doe dat dan ook maar gewoon!

Koeien zijn individuen, net als schapen, varkens en kippen en, durf ik wel te beweren, alle levende wezens op aarde, hoe onopgemerkt, onbestudeerd of onbezongen ook. Ongetwijfeld zijn er maar weinigen die betwisten dat dit eveneens geldt voor katten, honden en paarden. De keren dat we een boerderijdier wegens ziekte, een ongeluk of het overlijden van de moeder dicht bij of in huis moesten verzorgen, gaf het steevast blijk van veel intelligentie, genegenheid of vermogen zich aan te passen aan een ongewone leefwijze. Misschien moet je gewoon meer tijd met een dier doorbrengen om daarachter te komen - en misschien geldt datzelfde ook wel voor mensen. [...] We kunnen er beter van uitgaan dat alle dieren beschikken over een grenzeloos vermogen een breed spectrum aan emoties te ervaren en die puur autonoom te beoordelen. Als de intelligentie van een koe volstaat om haar een geslaagde koe te laten zijn, wat zouden we dan nog meer van haar verlangen?’  (p. 16-17)

Een paar opmerkingen

Een paar opmerkingen wil ik maken. Ik lees nergens over de slacht van de koeien, terwijl ik begrijp dat er wel degelijk slachtkoeien bij zijn. Dat vind ik een gemis. Ik zou graag van Young vernemen hoe zij daartegenover staat, hoe zij dat ervaart. Je kunt bijna niet geloven dat zij daar onbekommerd over is. Natuurlijk moet ook de schoorsteen van een biologische boerderij roken, dat begrijp ik best.

Young is niet een heel meeslepend verteller. Haar lieve verhalen kabbelen een beetje voort door de weiden, over de heuvels en boven de heggen van Kite’s Nest Farm heen.

Ondanks haar nauwkeurige beschouwing maakt ze geen synthese van alles. Steeds moest ik wel even denken aan ‘onze’ Frans de Waal, de etoloog en primatoloogkenner, die  er een levenswerk in heeft te benadrukken hoe intelligent dieren zijn. Young doet datzelfde, maar die intelligentie gaat niet over koeien in het algemeen, altijd over een koe in het bijzonder. Young is een boerin natuurlijk, geen wetenschapper.

Ik ken een biologisch zuivelbedrijf in mijn buurt. Daar sturen ze iedere dag in de zomerdag de meeste koeien naar buiten, maar dat gaat heel behoedzaam. ‘Onze’ koeien - en dat zijn andere rassen dan die van Young, dat is wellicht een groot verschil - hebben de onhebbelijkheid de poten te verstuiken in greppels, kuilen en konijnenholen. Anderzijds grazen er in onze uitwaarden ‘wilde’ koeien - die wel geoormerkt zijn, want ondanks hun ‘wildheid’ zijn het wettelijk wel ‘gehouden dieren’. Deze wilde koeien blijven het hele jaar buiten en leven een natuurlijker leven dan boerderijdieren. Ze vormen kuddes rond dominante vrouwtjes. Ik vermoed dat de koeien van Young ertussenin zitten qua leefgewoonten.

Een laatste opmerking: zijn koeien die niet op het land komen maar zich relatief vrij kunnen bewegen in een open stal met een zelfmelkende melkmachine* heel veel slechter af?

Alsmaar speelt mij door het hoofd: we moeten met zijn allen gewoon echt veel minder vlees gaan eten! Alleen op die manier kunnen koeien, varkens, kippen, paarden en andere  slachtdieren een beter leven krijgen. En dat is iets wat we allemaal graag willen, toch?

*   Dat is een melkrobot. De dieren zijn vrij het moment te kiezen om gemolken te worden. Als beloning krijgen ze iets lekkers te eten. Het schijnt vrij goed te functioneren.

Auteur

Rosamund Young bezit met haar broer Richard 390 hectare in de 'North Cotswolds', waar ze zorgdragen voor organische productie van rund- en lamsvlees van 100% gras-gevoederde dieren die geslacht en verkocht worden in de Boerderijwinkel.

Haar eerste boek 'Het geheime leven van de koe' werd voor het eerst gepubliceerd in 2003 en er werden meer dan 10.000 exemplaren van verkocht. De auteur Alan Bennett heeft de tekst herzien  in zijn dagelijkse column in de 'London Review Books' en de betekenis ervan op het 'Hay-on-Wye Literary Festival' besproken. Op basis van haar observaties over meer dan veertig jaar, beschrijft ze in haar boek dat kalfjes vrienden voor het leven maken tenzij ze gedwongen gescheiden worden. Ze geeft voorbeelden van de gedragingen van de boerdrijdieren, waarbij ze suggereert dat ze intelligenter zijn dan men in het algemeen denkt.

Haar tweede boek 'First buy a field' geeft een ludieke kijk op de problemen die je tegen kunt komen wanneer je zelfvoorzienend bent.

Het geheime leven van de koe
Auteur: Rosamund Young
Pagina's: 160
ISBN: 9789045035475
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: oktober 2017


zaterdag 21 oktober 2017

Milfje Meulskens - Opzienbarende ontdekkingen over taal


Beoordeling 5 sterren
Met dank aan Uitgeverij Van Dale


'Taal is dynamisch'



Hoe het allemaal is begonnen........

Sterre Leufkens en Marten van der Meulen vormen tezamen het verzonnen en taalkundige personage Milfje Meulskens.

Toen ze in het najaar van 2012 met elkaar in gesprek raakten kwamen ze tot de ontdekking dat er veel over taal wordt gesproken en niet altijd positief. Zo hoorden ze uitspraken als dat onze taal aan het verloederen is, dat jongeren niet meer weten hoe het moet en dat taalregeltjes vervagen door de sms-taal die algemeen gebezigd lijkt te worden. Omdat het duo hun kennis graag laagdrempelig over wilde brengen begonnen ze een blog: 'De taalpassie van Milfje'.*

Hiermee hadden ze het idee om de dingen die de taalwetenschap heeft ontdekt, beter bekend te maken bij, en te delen met, een breed publiek.

Het is echter niet de bedoeling om de taalliefhebber te wíjzen op fouten, maar inzicht te geven in waar een fout vandaan komt, wat taalfouten zeggen over de hersenen en wat precies taalwetenschap inhoudt. Kennis hebben van taal is essentieel voor heel veel beroepsgroepen, geeft inzicht in de aard van mensen en hoe we elkaar begrijpen.

Taalwetenschappers doen onderzoek naar taal en hoe het werkt. Waarom verschillen talen van elkaar, waarom verandert taal, hoe steekt een taal in elkaar? Waarom kent de Nederlandse taal het woordje 'er'? Eigenlijk betekent het niets, maar, in tegenstelling tot andere talen, gebruiken we het wel. Een bijzonder lastig woordje om te leren gebruiken voor degene die de Nederlandse taal wil leren.

Er worden heel frappante ontdekkingen gedaan en nog steeds is er veel te ontdekken.

En toen was er een boek

Milfje heeft de stoute schoenen aangetrokken en een boek geschreven over taal. De Nederlandse taal welteverstaan, om wat bij te dragen aan de voortgang van kennis van taal in het bijzonder.

In dertig hoofdstukken geeft Milfje de lezer inzicht in een breed scala van ontdekkingen uit de taalkunde. '.....en dit is nog maar het topje van de ijsberg aan waanzinnig taalwetenschappelijk onderzoek, zo massief dat er wel honderd Titanics op stuk zouden kunnen lopen'.

Het boek bevat een selectie van interessante onderzoeken en de uitkomsten ervan. Er is bijvoorbeeld ontdekt dat mensen die een taal spreken die vele woorden kent voor 'geur', ook feitelijk beter kunnen ruiken. Uit hersenscans is gebleken dat we onze linker hersenhelft gebruiken voor de verwerking van taal, maar dat de rechter hersenhelft juist weer op 'standje waakzaam' staat bij het luisteren naar metaforen en ironie. Dat taal essentieel is voor het onderhouden van contacten is een vaststaand feit, maar hoe werkt taal bij iemand die doof of blind is?

'Een woord betekent meer dan je denkt. Een woord (of zin) zegt namelijk ook iets over z’n gebruiker. Het maakt een enorm verschil of iemand zegt ‘zij converseren’ of ‘hun kletsen’. Zeggen dat het tweede fout is, is saai: het is leuker om je af te vragen waarom we zoiets gebruiken.
Milfje Meulskens vindt het mateloos interessant om te kijken hoe taal gebruikt wordt, in een krant en in de boeketreeks, op straat en in de rechtszaal'.

Conclusie

Het enthousiasme straalt van dit boek af. De liefde voor taal wordt op een ludieke wijze overgebracht op de lezer en het is fascinerend om te lezen wat er allemaal al is ontdekt op taalkundig gebied. Het boek staat bomvol leuke weetjes en uitleg over dingen waar we misschien nooit over na hebben gedacht. Het is een aanrader voor iedereen die een voorliefde heeft voor taal en alles wat er mee te maken heeft. Geen taaie kost, maar juist heel duidelijk en inzichtelijk gemaakt door twee enthousiaste taalfanaten. De leuke illustraties zijn een grappige aanvulling.

Auteur(s)

Milfje is geboren uit het 'taalkundig samen gaan' van Sterre Leufkens en Marten van der Meulen.

Sterre doet onderzoek naar de syntaxis van idiomen in dialecten van het Nederlands en ze doceert Taal: Feit en Fictie, en Taal in Interactie. Tijdens haar studie Taalwetenschap specialiseerde ze zich in vergelijkende taalwetenschap. Ze heeft een brede interesse voor taal(wetenschap) in het algemeen.

Marten is vier dagen per week promovendus aan de Radboud Universiteit en doet onderzoek naar de relatie tussen taaladvies en taalwerkelijkheid. Eén dag per week is hij vooral bezig met het schrijven van boeken en blogs.

*'De Taalpassie van Milfje' is de titel van de blogspot van dit duo waar ze heel regelmatig schrijven over allerlei leuke en interessante weetjes over taal. http://milfje.blogspot.nl/

Milfje heeft ook een facebooksite onder haar eigen naam: Milfje Meulskens.

'Opzienbarende ontdekkingen over taal'
Auteur: Milfje Meulskens
Categorie: Taal
Pagina's: 128
ISBN: 9789460773280
Uitgeverij Van Dale
Verschenen: maart 2017


vrijdag 20 oktober 2017

Thomas Mann-De Buddenbrooks



*Gastrecensie door Roosje*
Uitgeverij Zwarte Beertjes, Bruna
Waardering: 5/5 sterren


'Een zeer persoonlijk leesverslag van een grandioos schrijver'

Eigenlijk was ik van plan vanmorgen een stukje te gaan hardlopen maar in plaats daarvan zit ik met mijn leesbril op voor de computer. Al een week loop ik te dubben en laat ik het sudderen: een stukje schrijven over 'De Buddenbrooks' van Thomas Mann. Dat had ik beloofd aan de dames van metdeneusindeboeken.blogspot.com . Het begrip dat me spontaan door het hoofd gaat bij dit werk en eigenlijk bij Thomas Mann als schrijver: ‘Gesammtkunstwerk’. Ik weet niet zo goed waarom; waarschijnlijk heeft dat te maken met de complexiteit van Manns werk en wijze van schrijven. Dat maakt het moeilijk een coherent stukje te schrijven, ook al omdat mijn enthousiasme weinig grenzen kent. O, ja, overal zijn spoilers aanwezig, terwijl ik geen samenvatting geef van het verhaal. Nu is deze roman gelukkig geen thriller. Maar je hebt, denk ik, meer profijt van dit stuk als je het boek zelf gelezen hebt 


Overrompelend

Het lezen van een roman of een novelle van Thomas Mann is een overrompelende ervaring. Niet alleen schrijft hij zinnen die staan als een huis - excuus voor de geërodeerde metafoor -, zinnen bovendien die uitgebreid zijn en soms zeer lang maar tegelijk uiterst gecomprimeerd. Dat betekent dat je elk woord tot je moet nemen als lezer. Je kunt niets missen want je bent gelijk kwijt waar je het over gaat. Op alle niveaus past zijn werk als de stukjes van een puzzel  - ook al niet zo’n fraaie metafoor -: qua structuur (o.a. overeenkomsten en tegenstellingen, maar ook verdubbelingen en verschillende lagen), qua motieven, qua personages, humor, beschrijvingen, verwijzingen naar de samenleving en geschiedenis. Het is bijna ongelooflijk. En hoe meer ik me in Thomas Mann en zijn werk verdiep des te groter wordt mijn bewondering. Ik ben zeker niet de enige die Thomas Mann beschouwt als één van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw. Mijn lof kan niet groot genoeg zijn. 

 

Jeugdsentiment


Hoe grappig is het dat dit fantastische werk uitgegeven is in de Zwarte-Beertjes-serie van Bruna: onooglijke pocketboekjes met dikbedrukte bladzijden, vrijwel zonder marge, het papier is al heel erg geel geworden. Ik moest het bandje behoorlijk openwrikken om te kunnen lezen. Op de een of andere manier bracht me dat terug naar mijn jeugd, waarin ik vrijwel alleen maar van dit soort goedkope pocketjes las. En daar heb ik heel goede herinneringen aan 
.


De dierbare Zwarte Beertjes. Mijn exemplaar: 1969, Zwarte Beertjes, Bruna, vertaling Johan de Molenaar, 2 dln, 680 pp totaal
 
De Toverberg

Het eerste boek dat ik las van Thomas Mann was De Toverberg. De al te filosofische pagina’s, daar las ik een beetje diagonaal doorheen. Wat me trof in dat boek was de afgeslotenheid van die gemeenschap tb-lijders en dat er een wonderlijke wereld gaat ontstaan als mensen erg ziek zijn, langdurig ziek zijn en niet weten of ze zullen overleven. Dat het allemaal ook zwaar filosofisch was, dat zag ik ook wel. En dat het een soort van coming-of-age was, beter in dit geval is de term ‘Bildungsroman’. De Toverberg staat hoog op mijn lijst herlezen te worden.

De dood in Venetië


Daarna kwam de novelle ‘De dood in Venetië’ aan de beurt. De film daarvan behoorde jarenlang tot mijn favorieten en bij lezing kwamen mij alsmaar beelden daaruit voor de geest. Dat was erg verwarrend. Na eerste lezing van de novelle, dacht ik: ik vind d’r niks aan. Toen las ik in de grote Steinz dat het een geweldig werk is. Toen ben ik het opnieuw gaan lezen en ik vond het fantastisch. Als bijna geen ander - hoewel onze Jeroen Brouwers er ook wat van kan - is Mann een meester in het gebruik van motieven, ‘Leitmotive’. Alles in ‘De dood...’ wijst naar de dood, in allerlei gedaanten. De jongen op wie de auteur verliefd is, is tevens de gids naar de dood: de Mercurius, de ‘psychopompos’ (Grieks: gids die de stervelingen naar de dood, naar het dodenrijk leidt; hij is de metgezel in een rite de passage; van het leven naar de dood. NBl Dante-lezers: Mercurius als dodengezant komt ook voor ‘de Hel’).

Ademloos prachtig is deze novelle. Al zie je het niet, de aanwezigheid van Leitmotive, dan nog blijft het verhaal compleet overeind.

Overigens komt de term ‘Leitmotiv’ uit de operakunst. Mann heeft zich door Wagner laten inspireren in het - technische - gebruik daarvan. In de muziek is dit concept erg bekend.

Lotte in Weimar


Vorig jaar las ik ‘Lotte in Weimar’, een van Manns laatste romans. Wauw, dat was een leesonderneming van het niveau van de grote roman van FaulknersAbsalom, Absalom’. Ik ben er weken mee beziggeweest. Het gaat om de herontmoeting, jaren later, tussen Goethe en de vrouw die hem inspireerde tot het schrijven van ‘Het lijden van jonge Werther, de vrouw die hem afwees en die daardoor zijn muze werd. Dat inspireerde mij op zijn beurt weer tot het lezen van Goethes meest beroemde roman, want daar lag nog een persoonlijke lees-leemte. ‘Lotte in Weimar’ is uitermate intelligent geschreven, uitermate humoristisch, ironisch - heel geniepig vilein tegen de Nazi’s, want het gaat oa om het andereDuitsland’, het mooie en goede Duitsland, het Duitsland van Goethe -. Uitgebreide zinnen, die ook weer heel gecomprimeerd zijn. Vol toespelingen en allusies waar ik nog niet de helft van snapte. Maar van een ongelooflijke schoonheid

De Buddenbrooks - inleiding


De Buddenbrooks’ las ik alweer jaren geleden in sneltreinvaart. Tevoren wel wat beducht omdat ik vermoedde dat het ‘wel moeilijk’ zou zijn, had ik die ervaring niet. Luchtig, grappig, goed te snappen.

Het klassieker-genootschap las afgelopen maand ‘De Buddenbrooks’.

Deze keer las ik de familieroman een stuk minder argeloos, met potlood en papier ernaast om er niets van te missen.
De titel van dit tweedelig werk zegt al genoeg: het gaat inderdaad over de familie Buddenbrook, handelaars in graan te Lübeck, en met name over de een-na-laatste generatie, met in het bijzonder over Thomas en zijn zus Tony. De twee vormen de spil van het verhaal. Het gaat over de opkomst maar vooral over de neergang van de familie Buddenbrook. De familie verdwijnt volledig van de kaart.

Opbouw en techniek


Op alle niveaus is het werk van Thomas Mann, welk boek je ook leest - al heb ik met zijn essays weinig ervaring - fantastisch. De familieroman is opgebouwd als een kroniek, en die kroniek bestaat in de roman ook werkelijk, het is het boek van de Buddenbrooks, data van geboorte, huwelijk, sterven en andere belangrijke levensfeiten, rites de passage: verdubbeling. Op een verhaaltechnische natuurlijke wijze - of misschien is ‘organisch’ een beter woord - wordt over de familie B. verteld aan de hand van grote familiegebeurtenissen: geboorte, doop, huwelijk, scheiding, verliefdheden, dood en nog zo wat. Ik zou dat ‘scenisch’ willen noemen: het zijn steeds scenes uit hun leven. De jaartallen en de personages worden je een beetje tussen de regels door voorgeschoteld: organisch, terwijl het natuurlijk zo bedacht is als maar zijn kan. Knap is dat. En dan te bedenken dat Mann pas 26 jaar was toen het boek uitkwam, dat hij dus nog veel jonger was toen hij het schreef, een vroeg oud geworden jongeman. Voor de oplettende lezer is het vanaf het allereerste begin al duidelijk dat het niet goed gaat aflopen met de familie B. Al in het begin van het verhaal raak je op de hoogte van die vervelende Gotthold, de halfbroer van Johann jr, die verongelijkt is en alsmaar om geld vraagt. Ook is er aan tafel een gesprek over de familie Ratenkamp, die eigenaar was van het huis aan de Mengstraat waar de familie B nu woont en die door het noodlot getroffen is. De toon is gezet. Het is de voorafschaduwing van hun eigen noodlot 

De hoofdpersonages


Johann Buddenbrook sr en zijn vrouw Antoinette Duchamps (Zwitsers-Frans; vandaar dat de B ook Frans spreken - en plat-Duits-.

Hun zoon Johann jr - hij sterft jong - en zijn vrouw Elisabeth Kröger - zij wordt oud -.

Hun kinderen:

--Thomas, die trouwt met Gerda Arnoldse, een Nederlandse violiste, zeer rijk; hun kind is Johann aka Hanno, die jong sterft. Ook Thomas sterft jong.

--Antoinette aka Tony, trouwt met Grünlich: dochter Erika; en voor de 2e maal met Permaneder, een boerse en lompe Zuid-Duitser. Erika trouwt met Hugo Weinschenk, hun dochter heet Elisabeth.

-- Christiaan, een reumatische hypochonder en schuinsmarcheerder; trouwt uiteindelijk met zijn liefje, dat hem meteen het huis uitzet en onderbrengt in een inrichting.

-- Clara, bleek en ziekelijk, trouwt met een dominee uit een van de Baltische staten, sterft jong, ik meen aan tb; kinderloos maar haar erfdeel gaat naar haar man.

Humor


Onvoorstelbaar veel humor. Verschillende recensenten schrijven dat over Thomas Mann: hij is zo grappig! Ja, dat is zo, hij is grappig en dat kun je je bijna niet voorstellen als je zijn portret ziet of zijn biografie leest. Een steile Duitser die grappig is. Geef eens een voorbeeld? Uh uh uh... Nou, de neergang van de familie B wordt eigenlijk op een luchtige wijze verteld. Meteen al in het begin merk je bij de beschrijving van het interieurs van huize B een ingehouden humor met betrekking tot de natuurlijke, vriendelijke wellevendheid van de familie B en hun stand. Mann beschrijft de verschillende tafelgenoten en het interieurs van het huis en detail en met een ‘tongue in cheek’. En overal is die ingehouden humor en lichte ironie merkbaar. Ook bijvoorbeeld in de omstandigheid dat Mann alsmaar de kariatiden naar voren brengt, de zuilen in de gedaante van een vrouw, die de voorgevel sieren van het huis van Thomas een Gerda, als was het een (muziek)tempel. Gerda’s enige doel in haar leven is immers viool spelen.

Natuurlijk zijn er tobberijen en sombere gevoelens van de sensitieve personages Thomas en Hanno.

Verschillende personages fungeren toch wel als ‘gimmick: de oude kostschooljuffrouw met haar ploffende kussen en haar geaffecteerde spraak. En ‘mamzel’ Ida Jungman, een goede ziel die alsmaar voorovergebogen sokken aan het stoppen is in de kinderkamer terwijl de leden van de familie zich opmaken voor de nacht. Zie onder Leitmotive voor meer humor en ironie.
Overigens vindt Margreet den Buurman* ook dat Manns humor vaak onderschat is en in ieder geval onderbelicht (2010, 18)

Groteske personages

Thomas Mann is een geweldige portretschilder. Op een gegeven moment ging het me opvallen bij de beschrijving van Grünlich, Tony’s eerste echtgenoot; zo grotesk en afschrikwekkend werd hij me voorgeschoteld dat ik dacht: dat huwelijk kan niet goed gaan. En dat klopte. Mann doet dat met betrekking tot de meeste personages, want eigenlijk is er geen personage dat onverdeelde sympathie oproept; ook de twee hoofdpersonages Thomas en Tony, als ik ze zo mag noemen, niet. Niemand is in deze roman helemaal goed en helemaal fout.

Toevallig - nou ja toevallig?, inmiddels weet iedere lezer dat ‘lees-synchroniciteit’ een gegevenheid is - hoorde ik een college van Maarten van Buuren over de roman Madame Bovary van Gustave Flaubert - ook door het klassieker-genootschap gelezen: een aanrader! - waarin hij sprak over het groteske van en in deze roman, dat dat een belangrijk thema / structuurelement is. Dat is in ‘De B’ ook zo. Al die mensen komen als leden van het griezelkabinet van Madame Tussaud voorbij.

Leitmotive en tegenstelling als structuurelement


Ook hier vinden we Leitmotive, maar wel minder toegepast dan in bijvoorbeeld ‘De dood...’. Ik noem er een paar.

De opgezette beer, die een blad vasthoudt waarop de kaartjes van bezoekers worden neergelegd; een cadeau van de ziekelijke Clara en haar echtgenoot-dominee ergens uit een Baltische staat. De beer staat ongetwijfeld voor het eenvoudige natuurlijke leven, en voor woestheid en misschien ook wel voor het kinderlijk-bevindelijke geloof. Die woestheid is er dan wel één die bedwongen en gecultiveerd is; de beer is immers dood en opgezet en houdt een dienblad in zijn poot.

De luxueuze ‘ochtendmantels’ van Tony, waarnaar zij steeds zo verlangt als zij zich bevindt in een ongehuwde staat. Tony is niet getrouwd uit liefde maar omdat het hoort bij haar positie als vrouw uit een van de hoogste klassen in Lübeck. De liefde, zo ervaren Tony en Thomas - ik zie nu pas hoezeer hun namen op elkaar lijken! -, bestaat niet voor hen. Beiden ervaren verliefdheid op iemand met wie zij wegens hun stand niet kunnen trouwen. Voor Thomas wordt dat duidellijk in het motief van het Aziatische meisje uit de bloemenwinkel op wie hij heftig verliefd is maar die hij niet kan huwen. Tegenover haar bloemenzaak koopt hij met zijn latere gezin een protserig huis. Zij verzorgt de krans bij zijn uitvaart. Zij is dan zwanger. Om maar eens over tegenstellingen als structuurelement te spreken!

De kariatiden die te pas en vooral te onpas tevoorschijn komen, zijn ook een motief; de zuilengalerij voor het overdadige huis van Thomas en Gerda. Die overdreven kunstzinnigheid.

Een autobiografische sleutelroman


De grote roman is ook een sleutelroman, dat wil zeggen dat de romanpersonages staan voor werkelijke personen. Het is tevens heel autobiografisch. Er is iets raars met het autobiografische in romans en in fictie in het algemeen. Ik hoor in een interview met een auteur heel vaak en heel snel de vraag; ‘In hoeverre is jouw boek autobiografisch.’ WTF, denk ik: waarom wil je dat weten? Maakt dat het boek beter en interessanter? Welk een voyeur steekt er in de lezer? Margreet den Buurman zegt - ik parafraseer-: Natuurlijk is De Buddenbrooks op Manns eigen leven en op zijn familie gebaseerd, maar dat is van geen belang; het interesseert me niet of hij goed was voor zijn vrouw of hoe omging met zijn broer; het gaat erom wat een auteur doet met die gegevens, hoe hij erover schrijft. Zelf, zegt zij ook, ironiseerde Mann op zijn beurt ook de rechtstreekse ironische interpretatie bijvoorbeeld in ‘Lotte in Weimar’ (verdubbeling). In die opvatting kan ik me helemaal in vinden.

 

Tendensroman


De Buddenbrooks is een soort tendens-roman**. Het gaat niet alleen om de personages en de familie; het gaat ook om waar die familie voor staat. De leden van die familie, de Buddenbrooks, symboliseren het oude Wilhelmische Duitsland in een standenmaatschappij, met hogere en lagere adel, veel landbouw, veel verschillende Duitse ‘landen’, ook al werd Duitsland als natie officieel geboren in 1871. Het is in alle opzichten de overgang van de 19e naar de 20e eeuw. Thomas Mann zag zichzelf als representant van het cultuurrijke en beschaafde Duitsland, dat van Goethe, Schiller, Schopenhauer, Wagner van voor Hitler. Feitelijk was hij apolitiek en stond hij boven de partijen. Dat gegeven zorgde onder andere voor de ruzies met zijn oudere broer Heinrich, ook schrijver. De oudere broer was sociaal-democraat en een bon-vivant.

Den Buurman meent dat Thomas Mann een schrijver was met een enorme eruditie en een groot verantwoordelijkheidsgevoel; de cultuurdrager van een Duitsland dat de barbarij over zich heen liet komen (rdv: twee wereldoorlogen, nazi’s etc.)

Schrijver/kunstenaar vs zakenman/politicus


Thomas Buddenbrook symboliseert een mens die zich vermalen voelt door de molenstenen ‘schrijver/kunstenaar’ en ‘zakenman/politicus’. - Eigenlijk is Thomas B ook al een schrijver; hij schrijft nl veel en graag in de familiekroniek -. Tot de laatste, ‘zakenman/politicus’,  is hij gedwongen, ook al omdat zijn broer Christiaan er zakelijk gezien een potje van maakt. Een tijdje gaat hem dat ook goed af. Zijn vrouw staat voor de kunstenaar - ook in hem, hij heeft haar niet voor niets getrouwd- ; zij is violiste en wenst in het leven niets anders dan muziek te maken; zij trekt zich steeds meer terug uit het openbare leven. Hun zoon Hanno heeft de ambivalentie van zijn vader geërfd. Steeds meer moeite krijgt Thomas met die zaken en de stedelijke politiek, waarin hij ook een functie bekleedt en ook dat hoort bij zijn stand.

De innerlijke strijd van Thomas en die van zijn zoon Hanno - de scènes op zijn school - horen tot de beste stukken in deze roman. Niet alleen is Mann in staat een uiterlijke wereld en detail te beschrijven - op een wijze dat je niet denkt: nou dat stuk sla ik even over - , maar ook beschrijft hij de innerlijke wereld van zijn gekwelde personages als geen ander.

O, ja, natuurlijk is Thomas B ook Thomas Mann, die hetzelfde dilemma ervoer.

Noodlot of eigen falen?


Die vraag stelde ik me tijdens het lezen steeds. De noodlotsgedachte hoort wat meer bij de naturalistische roman. De kwestie van het eigen falen van de ‘held’, het hoofdpersonage, hoort thuis in de hoek van antieke Griekse tragedie. Ik voel wat meer op mijn gemak bij de tragedie dan bij de naturalistische roman. Ik denk dat in De Buddenbrooks beide invalshoeken meespelen.

Er zijn uiterlijke omstandigheden die ervoor zorgen dat de familie de wind niet in de zeilen houdt. De samenleving verandert, de politiek, - op plaatselijk niveau laat Mann dat zien, oa in de invloed van de revoluties van 1848 in Europa, die ook Lübeck aandoen, maar dan wel heel erg lokaal -, de graanhandel verandert.

Familiekwesties spelen een grote rol bij het verminderen van het familiekapitaal: de twee scheidingen van Tony, Christiaan wil alsmaar meer van zijn erfdeel, Clara sterft jong en haar erfdeel gaat naar haar man.

Maar ook op persoonlijk niveau gaat er van alles mis. Thomas boert aanvankelijk best goed, maar hij overspeelt zijn hand in ieder geval door een veel te duur en zelfs protserig huis te kopen, en om op advies van zus Tony een boerderij te kopen, waar de graanoogst mislukt.

Later in zijn leven brengt hij het überhaupt niet meer op. De verscheurdheid tussen zijn hypergevoelige aard en het koopmansverstand helpt daar niet bij. De impasse die leidt tot ‘Innerlichkeit’, de ‘innere Emigration’, brengt mens en samenleving niets goed (aldus Jeroen Vanheste***).
Alle onheil jegens en binnen de familie B krijgt fysiek en symbolisch gestalte in de familie Hagenström, die vanaf het begin hun concurrent is en zelfs hun vijand. Alle leden van de familie Hagenström zijn sterk, gymnastisch, gespierd en gezond. Hun zakelijke, politieke en juridisch/rechterlijke macht groeit en floreert. Het ouderlijk huis wordt aan hen verkocht, voor een schijntje. Zij zijn niet alleen de nagel aan Thomas’ doodkist; zij zijn de doodskist zelf. De B hebben allen, dat wil zeggen vanaf de generatie van Thomas en Tony, lichamelijke gebreken en kwalen, hoewel ook hun vader, Johann jr, op jonge leeftijd overleed.

Waardering


Ik heb al aan het begin mijn waardering gegeven en ik heb nu mijn kruit verschoten. Thomas Mann is een schrijver die niet genoeg geprezen kan worden. Het lezen van zijn werk gaat niet zonder inspanning maar de overwinning is zoet en hij laat je nog weken overpeinzen over alles wat je gelezen hebt.

Ook het schrijven van dit stuk was geen sinecure. Terwijl ik aan het schrijven was zag ik steeds meer verbanden.

Wellicht is ook het lezen van dit stuk een uitdaging...

Er rest mij nog één aanbeveling: ga het werk van Thomas Mann lezen! Ik blijf het ook doen.

Aantekeningen


* Margreet den Buurman, Thomas Mann. Schrijverschap tegen de vergankelijkheid, Aspect, 2010
** De tendensroman is een maatschappelijk geëngageerde variant van de psychologische roman en draait om het uitbeelden van het geestesleven van de hoofdpersoon, maar tegelijkertijd wordt er een overtuiging gepropageerd of bekritiseerd of een maatschappelijke misstand aan de kaak gesteld. Het bekendste Nederlandse voorbeeld is de Max Havelaar van Multatuli. (Wikipedia) *** Jeroen Vanheste, ‘Het europa van Thomas Mann. Een humanisme van de homo Dei’, in: De wijsheid van de roman. Literaire antwoorden op filosofische vragen, uitgeverij DAMON, Budel, 2012 (uitgewerkte colleges RUN), pp. 107-134. Ik las ook nog:
Marcel Reich-Ranicki, Thomas Mann en de zijnen, De Arbeiderspers, 2016; oorspr. 1987.






Paul Thomas Mann (Lübeck, 6 juni 1875 - Zürich, 12 augustus 1955) wordt beschouwd als een van de grootste Duitse schrijvers uit de twintigste eeuw. Tot zijn bekendste werken behoren de romans Buddenbrooks en De Toverberg, alsook de novelle De dood in Venetië. Zijn werk werd sterk beïnvloed door dat van Goethe, Nietzsche en Schopenhauer. In 1929 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur (voor De Buddenbrooks, rdv). Hij week in 1936 voor het Duitse naziregime uit naar Zwitserland, woonde van 1939 tot 1952 in de Verenigde Staten waar hij uitgroeide tot een belangrijke exponent van de strijd tegen het fascisme, en daarna tot zijn dood weer in Zwitserland. (Wikipedia)




Auteur: Thomas Mann
Titel:  De Buddenbrooks
Vertaald door: Johan de Molenaar
Voor het eerst gepubliceerd: 1901, 2 delen
ISBN: 902295157x
Verschenen: 1980 (zesde druk)
Uitgever A.W. Bruna&Zoon
Omslag: Dick Bruna
Genre: vertaalde fictie